Als ik de voordeur opendoe,
hangen de druiven daar.
Dat is fantastisch.
Eenvoudige blauwe, om
zomaar van te eten.
Je hoeft ze niet te krenten,
ze hebben van zichzelf
de juiste dikte en de juiste
afstand tot elkaar.
Meestal spannen we
er een net over.
Dit jaar niet, en de merels,
wonderlijk genoeg, blijven
nog altijd weg.
Vroeger kon je ze
met geen stokken
van de druiven houden.
Zijn er minder merels dit jaar?
Zitten ze elders en aan
andere dingen hun buik
tegoed te doen?
Vroeger hoorde je ze
dan scharrelen in de dakgoot,
glijden op de pannen,
gauw gauw wegvliegen
als je je hoofd liet zien.
Nu dus: elke dag op zijn minst
een druiventrosje eten, of
eentje blauw en eentje wit.
Vitaminen voor de winter.
Het fruit van het seizoen.
Druiven die daar gewoonweg hangen
als ik de voordeur opendoe.
En elke dag een appel die vanzelve
neerploft in het gras van de boomgaard.
Er kruipt een oorworm uit,
er zit een made in,
maar daar bijt of snij je toch
gewoonweg rond.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten