zondag 23 januari 2011

OBJECTEN


                 Ontbijtspullen eerst in de vaatwasser gezet.
Vervolgens een lichtvoetig soort muziekje opgezet.
Daarbij wat schoonmaakwerk gedaan.
Zo allerlei kleine versiersels weer zien staan.

Dingen uit andere landen meegenomen.
Geschenkjes waarmee mensen zijn afgekomen.
Ze staan zo rustig hele dagen in ons huis.
Ze zijn veel meer dan wijzelve altijd thuis.

Ze strelen ons met hun vertrouwdheid.
Ze kalmeren soms de oprukkende benauwdheid
van het volle leven met zijn drukte, zijn teveel.
Dan wordt hun stille rust, kalmerend, weer ons deel.

Je wrijft er minzaam met de stofvod over.
Je ziet het glanzen van hun kleine tover.
Je probeert hen even uit in een ander hoekje.
Andere compositie, op een veelkleuriger doekje.

Op de vensterbank moet wel een plaatsje blijven voor de huispoes,
boven het wijnrek – bij de voorraad voor een beetje avondroes.
Met zo’n kleine, dagelijkse dingen kom je rustig-weg de dagen door.
Daar dienen al die doodgewone en vertrouwde spullen voor.


DOODSKLOKKEN


De klokken luiden luid over het dorp.
Er is een mens gestorven.
Veel andere mensen stromen toe.
Ze weten hoe het pijn kan doen,
iemand verliezen.
Een dierbare,
een mens van dicht bij ons.

Zijn licht is uit dat lang over ons scheen.
Hij is nu heen gegaan vanwaar
geen mens ooit terugkwam.
Wij vragen ons dan af waar hij of zij,
op welke landkaart, zich nu in hemelsnaam bevindt.
We denken en we hopen: in een legendarisch land 
met licht, en heel veel zachte zon.
  
Er is een leegte nu. 
Er zijn herinneringen.
Er zijn wat kleine, fijne melodietjes
die op onverwachte ogenblikken
soms stilletjes in ons beginnen zingen.
Er is een kracht die ons vaak vleugels geeft,
iets dat als ingedrongen sterkte overblijft
uit hoe hij heeft geleefd.

We buigen wel het hoofd.
We zitten wel in zak en as.
We voelen ons ontsteld, ontdaan, beroofd.
Toch danken wij voor wie dit wonder wezen
in ons leven was. En is.
En, ondanks onze aardse achterblijverspijn,
altijd ook zal zijn.

donderdag 13 januari 2011

AFSTAND?


Afstand is er 
om te worden overbrugd.
Te voet.
Met de fiets.
Met de auto.
Met het vliegtuig desnoods.

Of gewoon.
Met een knipoog.
Met een woord.
Zomaar,
vanzelfsprekend,
in het dagdagelijkse leven.



ZELFZORG




IK BEN, EEN BEETJE NAMOE NOG, ONTWAAKT
EN TAMELIJK MOEIZAAM UIT MIJN BED GERAAKT.
GELUKKIG WAS ER TOEN VERFRISSEND WATER
EN EEN VERSTERKEND EN GEZOND ONTBIJTJE LATER.
IK HEB MIJN WILD GROEIENDE BAARDHAAR AFGESCHOREN,
TANDEN FLINK GEPOETST, EN VOELDE MIJ METEEN HERBOREN.

IK HEB MIJN NAGELS - TOCH GEEN ZWARTE RANDEN? - NAGEKEKEN
EN HEB DE RIMPELS IN MIJN VOORHOOFD IETWAT GLADGESTREKEN.
IK HEB DE KRANT GELEZEN EN WAS WEER HELEMAAL BIJ.
IK PRAATTE RUSTIG MET DE HUISGENOTEN RONDOM MIJ.
MIJN SCHOENEN HEB IK OOK WAT BIJGEKLEURD; 
HET HAAR GEKAMD - DAT WAS NOG NIET GEBEURD.

IK BEN EEN TIJDJE VOOR DE SPIEGEL BLIJVEN STAAN:
MOET HIER OF DAAR NOG OPLAPWERK WORDEN GEDAAN?
IK HEB MIJN ARMEN RONDJES IN DE LUCHT DOEN DRAAIEN.
IK HEB LINKS EN RECHTS WAT MET MIJN BENEN LOPEN ZWAAIEN.
IK HEB MIJN BONTSTGEKLEURDSTE (!) KLEREN AANGEDAAN
EN BEN DE GROTE, WIJDE WERELD INGEGAAN.



HUIS



Huis dat ons zo vertrouwd is.
Huis dat met liefde gebouwd is.
Huis waar de kinderen spelen.
Huis dat we dagelijks delen.
Huis met een dak voor elk weer.
Huis dat ons welkom heet, keer op keer.
Huis waar we mensen ontvangen.
Huis waar we, op reis, weer naar verlangen.
Huis waar af en toe eens iets stuk is.
Huis dat ook zo een symbool van geluk is.
Huis met een tuin of balkon.
Huis in de regen, huis in de zon.
Huis met kamers waarin we slapen.
Huis met vogels die ons doen ontwaken.
Huis in alle weer, huis in alle wind.
Huis waar men rust zoekt en vindt.
Huis dat binnen zijn muren opslaat wat we ooit waren.
Huis als een stevig schip op de baren.
Huis met een keuken, huis waar we eten.
Huis waar we ons werk even kunnen vergeten.
Huis waaraan we nog bouwen, elke dag, steen voor steen.
Huis voor geluk en soms huis voor geween.
Huis met ramen die ons verder doen kijken.
Huis dat vertrouwder wordt als de jaren verstrijken.
Huis waar we gewoonweg kunnen zijn wie we willen.
Huis dat onze honger naar vredigheid kan stillen.

EENVOUD




Een houten tafel.
Plaats daarop een vaas met bloem.


Zet een bord klaar, en een kop.
Drink een glaasje helder water op.


Weeg rustig af 
wat je vandaag moet doen.


Daar komt je vrouw er aan.
Geef haar een zoen.







woensdag 12 januari 2011

Zicht op het tuintje van de buren

Het is een foxhondje klein en zwart
dat bij onze buurvrouw blaft.

Er staat ook een serretje
waar wat groenten groeien
en de helft van de mestvaalt
is omgewerkt tot bloemenhof.

Het hondje ligt met een touw
aan de waslijn vast en kan zo
de hele afstand heen en weer lopen.

Maar soms is het wasdag,
en alles moet aan de lijn hangen drogen.

Het foxje moet dan in zijn hok
en meer dan de buurvrouw
ziet het hondje op tegen de wasdag.

MOZART

Mozart keerde op aarde terug
en was verrukt toen hij
al zijn melodieën
zo springlevend hoorde.

Hij sprong een gat in de lucht
en reisde de wereld rond.

Overal kwam hij zichzelve tegen,
in de aangrijpendste omstandigheden,
in duizenden mannen,
in duizenden vrouwen,
op evenzovele piano's,
op evenzovele veelsoortige instrumenten,
in zo menig orkest.
Alles juichte in hem.

Op zijn muziek gedreven
ging hij graag weer de eeuwigheid in,
gerustgesteld,
natrillend van genoegen
en met een kalme zekerheid.

TUIN

De tuin houdt je lenig
met zijn zaai- en plant- en wiedwerk.


De tuin houdt je in voeling
met de seizoenen,
met hun groen en geel,
hun rood en bruin.


De tuin zorgt voor je ogen,
dat ze zoveel soorten kleuren
en nuances kunnen zien.


De tuin zorgt voor je handen,
dat ze in voeling blijven
met de aarde.


De tuin zorgt voor rust van de ziel:
hij is je aardse paradijs.

BEWANDELING



De kaarten 
liggen in de kasten.
Je diept ze op.


Je vinger trekt een lijn
over velden en wegen.
In gedachten
ben je al weg.


Je zet je schoenen klaar.
Je vet ze in tegen de regen.


Je pakt je rugzak.


Je masseert je benen.


Wegen liggen te wachten
op bewandeling.


En je gaat.



DAG

Voor de dag.

Dat hij
als nieuw aanvoelt.

Dat hij zich vult
met zinvolle daden.

Dat hij zich vult
met welkome woorden.

Dat hij de handen
uit de mouwen steekt.

Dat hij een glimlach verspreidt
als een lopend vuurtje.

Dat hij ogen doet glanzen
en oren doet spitsen.

Dat hij ons vervult
met sterkte.

Dat hij ons verlevendigt
met warmte.

Dat hij ons verheldert
met licht.

WELKOM

WELKOM  - I


Bloemengeur
aan de open deur.




WELKOM - II




De deur gaat
vanzelfsprekend open.


Je bent welkom.


Je mag mee drinken.
Je mag mee eten.


Er is woord
en wederwoord
aan tafel.


Je bent welkom.


Later huppelt je hart
vrolijk naar buiten, 
de wijder geworden 
wereld in. 


Welkom!

EEN VROUW

Ze zorgt voor alles.
Ze zorgt voor anderen
en ze geeft niet op.

Ze ziet noden
en ze vult ze.

Ze hoort vragen
en ze beantwoordt ze.

Ze hoort
haar eigen moeheid smeken
maar ze zegt "neen!"

Ze voelt haar eigen afmatting
maar ze gaat door.

Ze loopt
een marathon van liefde.

GEDACHTEN PER DOZIJN - II

Ons leven is
als eb en vloed.
Soms gaat het slecht,
soms gaat het goed.


Een mens moet
alsmaar verder bollen
maar hij heeft geen vaste,
rechte sporen als een trein.
Waar ligt de eindbestemming?
Wat is zijn uiteindelijke doel?


Ieder mens is een kreet
waar de wereld
geen weet van heeft.


Geslagen wordt iedereen,
al is het onzichtbaar.


Wie in zijn leven nalaat
iets te doen
als het ogenblik ervoor daar is,
staart later
altijd op een zwart gat.


Elk lichaam
is een klein, gesloten circuit
waarin bloed vloeit.
Soms is er een wonde.


Als men in zijn leven
nooit eens iets waagt,
maakt men er eigenlijk
geen gebruik van.


De wereld is vol
- of moet men zeggen: leeg -
van niet ingeloste beloftes.


Lieveheersbeestjes
komen uitgekropen
en hangen als juweeltjes
tegen de ruiten.


Aan wie moet je
"Dank je!" zeggen
als het leven goed is?
Ook aan onbekende mensen.


Kleine strelingen aanbrengen
in je woorden over anderen.


Er zijn veel dingen
in het leven van anderen
waar wij geen besef van hebben.
Maar voor hem of haar
is het gebeurd.
Zo trappen wij soms
op open wonden
die wij met onze blinde ogen
niet zien.

GEDACHTEN PER DOZIJN - I

Als je openstaat voor het leven,
valt dat leven je gewoonweg in handen -
ja, ze zijn soms te klein.


Iemand wenkt je om naast haar te gaan zitten.
Je zit hemelser, niet?


Het leven is een gesprek
waarin we tot steeds nieuwe ontdekkingen komen,
dacht hij.
We vallen van de ene verbazing
in de andere -
zo is het toch?


Prachtig wat die man kon zeggen:
"Ik ben nu de persoon
die ik had willen ontmoeten
toen ik jong was."


De hartslag
die nooit
van bezieling mag sterven.


Als je je nooit
iets op de hals haalt,
wordt je hals niet breder.
Je schouders - trouwens ook niet.


Je mening over haast elk gebeuren
kan gerekt worden tot begrip,
maar daarom is het
nog geen goedkeuring.


Het emotionele geharrewar
als mensen elkaar zoeken
en moeilijkheden vinden.


Nieuwe pogingen.
Hernieuwde pogingen.
Nieuwe pogingen.
Verbetering. -
Nieuwe pogingen.


Als je trilt op je benen,
trilt de wereld mee.


Strijd.
De innerlijke vuisten overal.


De mens moet
als een toorts verlicht zijn,
een brandende martelaar
voor zijn zaak.